Duifje Alexander Storhof (1791-1846)
winkelierster
ca. 55 jaar
 

foto dochter van Alexander Hijman Sturrekop en Vogeltje Levie
echtgenote van Daniel Israel Preso
echtgenote van Meijer Joseph Oesterman

Vermeldingen

  • Duyfje Alexander Storhof is geboren in 1791 te Amsterdam (Geboren als dochter van Alexander Heyman Storhof en Vogeltje Levie. Volgens akte van bekendheid, opgemaakt voor haar huwelijk op 7 juni 1812. Dit geboortejaar wordt bevestigd door haar leeftijd in de huwelijksakte en bij haar overlijden).
  • Duyfje Alexander Storhof wordt vermeld van 1811 tot 1833 te Amsterdam - Duifje Preso-Storhof heeft slechts één kind gekregen en er zijn ook geen levenloos geborenen.
  • Duyfje Sturrekop te Amsterdam wordt vermeld als naamsaannemer op 27 december 1811 te Amsterdam (Jodestromarkt 34) - De naamsaannemer is Sander Hijman Sturrekop. Haar leeftijd is 20 jaar.
  • Duyfje Alexander Storhof, geen beroep te Amsterdam, wordt vermeld als bruid op 7 juni 1812 te Amsterdam - Duifje ondertekent met Storhof, met één f. De ambtenaar schrijft de naam met dubbel f. Extra aanwijzing dat hij die naam fonetisch weergaf: Storhoff klinkt als 'Storhoof', ergo = Storhooft zonder een correct uitgesproken t.
  • Duyfje Alexander Storhof te Amsterdam is als geboren aangegeven (via akte van bekendheid) op 7 juni 1812 te Amsterdam.
    • getuige: haar schoonmoeder Aaltje Salomons
    • getuige: haar vader Alexander Hijman Storhof
    • getuige: haar schoonvader Israel Daniel Preso
    • getuige: Jacob Samuel Polak
    • getuige: haar broer Levie Alexander Storhof
    • getuige: Meyer Gabriel Polak
    • getuige: haar moeder Vogeltje Levie
  • Duifje Alexander Storhooft woont (in de voormiddag om 2.30 uur (half drie)) Batavierstraat 22 te Amsterdam in 1832 - Haar vader is in 1832 op dit adres overleden en woonde dus toen (met haar moeder) bij hen in. Dit is dezelfde woning als waarin op 15 maart 1815 Duifje's enige zoon werd geboren.
  • Woont te Amsterdam, vermeld op 2 mei 1832 als erfgenaam - Haar vader heeft geen onroerende goederen nagelaten. Domicilium voor memorie van aangifte: Jodestromarkt no. 27. Ondertekend als: D.H. Sturhooft. Weduwe van David Isaac [onleesbaar]. Versouw of zoiets?. Dit is uiteraard Daniel Israël Preso, waarbij ook de geboorteplaats van diens vader: Breslau alias Wroslaw, opvalt.
  • Duifje Storhof te Amsterdam, wordt vermeld als bruid op 18 december 1833 te Amsterdam (Batavierstraat) - Geboren en wonende te Amsterdam, weduwe van Daniël Israël Preso, meerderjarige dochter van Alexander Hijman Storhof, overleden en van Vogeltje Levie, wonende te Amsterdam. Hiermee zijn haar ouders nogmaals gedocumenteerd. Er staat een opmerking over de identiteit van de vader van de bruid: wegens verschillende naamspelling in zijn doodscertifikaat. Duifje ondertekent nu met Storhoff, met dubbel f. De ambtenaar schrijft de naam nu (vergeleken met 1812) met één f. Dus precies omgekeerd t.o.v. de eerste akte. Ook Duifjes broers tekenen nu met dubbel f, maar Levie noemt zich duidelijk Sturhoff, met een u. Maar nu schrijft de ambtenaar ook hun namen met één f.
  • Duifje Alexander Storhooft is winkelierster in 1835 - Werkte hier samen met haar zoon Israël Daniël Preso.
  • winkelierster wonende Batavierstraat te Amsterdam, wordt vermeld op 18 november 1835 te Amsterdam - 'Aan Mijne Heeren de President en leden der Regtbank van eersten aanleg zitting hebbende te Amsterdam. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Meyer Joseph Oesterman, koopman, wonende Watergrachtje no. 4 binnen deze stad. Dat hij met zijne tegenwoordige huisvrouw Duifje Storhof / zich ook noemdende Duifje Sturhoofd, winkelierster woonachtig in de Batavierstraat alhier op den achttienden december 1800 drie en dertig alhier ter stede in den echt is vereenigd blijkens trouwverbaal ten dezen anex. Dat de suppliant wegens grove beledigingen en mishandelingen hem door zijn gemelde huisvrouw aangedaan zich op den negenden april des jaar 1800 vier en dertig met een eerbiedig rekwest heeft gepresenteerd aan de Weledele Gestrenge Heer Staatsraad, president dezes regtbank ten fine van echtscheiding en daarop verder heeft voortgeprocedeerd met dat voor suppliant ongunstige gevolg dat de echtscheiding door deze regtbank niet is geadmitteerd geworden doch de suppliant inmiddels hoop koesterde dat zijne vrouw hem in het vervolg beter zoude behandelen. Dat hij suppliant bij gelegenheid dat hij iets benodigd had zich op den vier en twintigsten december 1800 vier en dertig vervoegde ten huize van zijne voormelde huisvrouw dat al dadelijk toen hij in huis kwam gemelde zijne huisvrouw hem met scheldwoorden begroete en hem suppliant onmiddellijk aanvloog en hem op eene verschrikkelijke wijze in het aangezigt en op de borst sloeg en stompte, zonder dat hij daartoe de minste aanleiding had gegeven. Dat des suppliants zoon Joseph Meyer Oesterman die op de stoep stond om zijne vader te wagten en ziende dat deze op een gruwelijke wijze mishandeld werd in huis ging om zijn vader te ontzetten doch dat beide zoo door de vrouw als andere personen zijn mishandeld en de deur zijn uitgeworpen. Dat hij suppliant alzoo op straat zijnde in de hoop van een in die tusschen tijd door het gerucht bijeengekomen volkshoop stond, terwijl hem het bloed uit neus en mond was gekomen en als toen zijne vrouw die op de stoep stond andermaal op hem aanvloog en hem zoo op de borst en het aangezigt sloeg. Dat hij suppliant als het ware bewusteloos is geworden en ten gevolge daarvan geneeskundige hulp heeft moeten inroepen. Dat na dat gebeurde de suppliant daarvan dadelijk heeft kennis gegeven aan de Politie en tot heden niet weet of deswegens een vervolging is gesteld of nog geschieden zal. Dat de suppliant vermeend dat het uit boven omschreven daadzaken die de suppliant te zijner tijd met getuigen zal bewijzen, den regter billijk en natuurlijk zal blijken het hem niet mogelijk is met zijne vrouw in den echt te leven, maar hij zich gedwongen vindt om eene band die hem anders heilig en dierbaar is, doch nu onverdragelijk is geworden te verbreken en zich tot behoud van zijn rust en zijne gezondheid aan diergelijke beleedigingen en mishandeling te moeten onttrekken. Dat hij hierom alle pogingen wenscht in 't werk te stellen om wettig van haar te worden gescheiden en tot dat einde, in de hoop dat de nieuw aangedane beledigingen voor den regter vollediger gronden tot de gewenschte echtscheiding zullen opleveren dan die bij vroegere procedure aangewend opnieuw procedures wenscht aan te wenden en dit te meer daar hij suppliant vermeent goede gronden te hebben om te mogen veronderstellen dat de ongelukkige uitslag zijner vroeger aangewende pogingen voor een groot gedeelte is toe te schrijven aan de weinige ijver waarmede zijne belangen als toen door zijne raadslieden zijn behartigd. Doch dat hij daartoe is onvermogend bleikens (zo staat het er echt) attest van onvermogen de dato twee en twintig september 1800 vijf en dertig door den achtbaren Staatsraad burgemeester dezer stad afgegeven en ten dezen geannexeerd. Redenen waarom de suppliant zich keert tot deze regtbank eerbiedig verzoekende dat het aan dezelve moge behagen aan hem de suppliant te vergunnen jegens gemelde zijne vrouw Duifje Storhof / zich ook wel noemde Duifje Sturhoofd of Pro Deo te mogen procederen ten fine van echtscheiding en aan hem een procureur en deurwaarder toe te voegen. Kanttekening: gerenvoyeerd na de Eerste Kamer Amsterdam den 18 november 1835. Vonnis: Gehoord het rapport van Heeren gecommd regter. Overwegende dat aan zijde der Suppliant geene voldoende bewijzen zijn geproduceerd om het door hem gedaan verzoek toe te staan. Gezien het Besluit van 2 februari 1814. Wijst het gedaan verzoek van de hand. Gedaan … Dertigsten December 1835, etc'.
  • Duifje Alexander Sturhoofd wordt vermeld in 1836 te Amsterdam - Zij: Duifje Meijer Oesterman, geb. Sturhoofd, wordt lid van het vrouwen doodgraverscollegie.
  • Duifje Storhof geen beroep, is overleden (ziekte: verval van krachten) op 27 september 1846 in de namiddag om 7 uur te Amsterdam (De doodsoorzaak blijkt uit bron 1906).
    • aangever: haar broer Benjamin Alexander Storhof
    • aangever: Mozes David Goudsmit
  • Tijfê Wasjerman, te Amsterdam, is begraven op 29 september 1846 te Muiderberg (Joodse begraafplaats Muiderberg) (Vrouw van Me'ir 'oehsjtêrman (Nederlands: Oesterman. In leven beklede functie (zie bron 1906): vrouw doodgravers college. Haar burgerlijke achternaam staat daar als Sturhooft, haar leeftijd als 57 jaar; hieruit blijken ook haar adres en de doodsoorzaak: verval).
  • Toelichting/commentaar - Zij stond bekend als 'vrouw doodgravercollege'. Vlak voor de begrafenis reinigen leden van het doodgravercollege - de zogenoemde chevre kadisja (heilige groep) - het lichaam tijdens de rituele wassing. Ze gieten kommen water uit over de overledene, waarbij het lichaam in lakens gehuld blijft. Mannen wassen alleen mannen, vrouwen uitsluitend vrouwen. De rabbijn is lid van de chevre kadisja. Een gestorvene krijgt na de wassing een handgemaakt wit katoenen kleed aan. Ook de kist, van vurenhout, is voor iedereen hetzelfde.
   ongedateerd
  • werd vernoemd als volgt: Onduidelijke vernoeming.

Eigen code:

IV-4


Woonplaatsen

  in 1811     naamsaannemer     Amsterdam     Jodestromarkt 34
  in 1812     vermelding bruid     Amsterdam    
  in 1832     vermelding woonplaats     Amsterdam     Batavierstraat 22
  in 1832     erfgenaam     Amsterdam    
  in 1833     vermelding bruid     Amsterdam     Batavierstraat

Beroepen

  in 1812     vermelding bruid     geen beroep  
  in 1835     vermelding beroep     winkelierster  
  in 1846     overlijden     geen beroep  

Bronnen


Creative Commons-Licentie
2020, J. Sturkop