zoon van
Abraham Verkozen en Jetje de Boers
echtgenoot van Sonja Brisch (gescheiden)
Vermeldingen
- is geboren op 3 augustus 1912 te Amsterdam.
- magazijnbediende, woont (bij ouder(s)) Sarphatistraat 209 boven te Amsterdam voor 1939 - Woonde een paar huizen van de ouders van Sonja Brisch. Hij was de zoon van de tweede echtgenote van zijn vader..
- wonende Sarphatistraat 209 te Amsterdam, wordt vermeld op 10 november 1940 te Amsterdam - Verloving Sonja Brisz en H. Verkozen, Sarphatistraat resp. 205 en 209. Geen ontvangdag.
- woont Sarphatistraat 209 boven te Amsterdam in februari 1941.
- wordt vermeld in 1945 in Zwitserland - In Zwitserland aangekomen, vrijgelaten uit het concentratiekamp Theresiënstadt in Bohemen.
- wordt vermeld in 1945 - Sonja Sturkop-Brisch vermeldt dat Hans Verkozen de correspondentie met de moeder van Chaja Verveer heeft achtergehouden en dat zij daarom nooit heeft geweten dat Chaja nog leefde. Ze wist ook niet dat Chaja nog familie had.
- Omtrent Henri Verkozen te Amsterdam wordt een gebeurtenis vermeld op 22 september 1945 te Amsterdam (Middenlaan 48) - Schrijft een brief aan de moeder van Chaja Verveer. Chaja maakte deel uit van de groep 'Unbekannte Kinder' (zie Louis Kaas - VII-6 kleinzoon). Hans schrijft dat zijn vrouw en hij haar dochtertje 'Carla' vanaf begin 1944 als pleegkind verzorgd hebben en in Westerbork hadden getracht haar officieel als pleegkind toegewezen te krijgen. Wanneer zij onverhoopt alleen zou blijven bij haar terugkeer in Holland waren zij van plan haar bij hun te houden. Zij hebben veel ups en downs met Carla (Chaja Verveer) meegemaakt. Zij was niet één van de sterktsten, maar de verzorging voor kinderen was onder de abnormale omstandigheden toch nog vrij behoorlijk. Sonja Verkozen-Brisch werkte als verpleegster bij de kinderen en heeft haar dagelijks meegemaakt. Wanneer een van beiden vrij was van hun werk, was Carla bij hen, waar zij ondergebracht waren. Zij hadden alle mogelijke moeite gedaan om haar bij een eerstvolgend transport van hen mee te nemen. De joodse leiding heeft hen in dezen niet voldoende terzijde gestaan en toen zij in september 1944 hoorden dat het allerlaatste transport uit Westerbork zou vertrekken, hebben zij nog een laatste poging gedaan. Het kamp moest door het dichterbij komen van het oorlogstoneel 'geëvacueerd' worden. Slechts 350 personen en een aantal gemengd gehuwden mochten achterblijven. Er zou één transport naar Theresiënstadt en één naar Bergen-Belsen gaan. Dit alles heeft zich in twee dagen afgespeeld. Hans en Sonja Verkozen moesten naar Theresiënstadt. Carla moest naar Bergen-Belsen. Zij zijn toen nog met veel moed naar de S.S. commandant gegaan, die hun dit persoonlijk heeft geweigerd. Zij zijn toen op 5 september 1944 vertrokken en Carla enige dagen later. Na circa twee maanden in Theresiënstadt te zijn, hoorden zij onverwacht dat een klein kindertransport uit Bergen-Belsen in aantocht was. Daar was Carla bij, een niet te herkennen bleekneusje. Ze moest toen in quarantaine want er heerste paratyfus. Bij aankomst heeft Hans haar toch even gesproken en zij herkende ze hem direct. Heel toevallig, kort nadat Carla was aangekomen, kwam zijn vrouw wederom bij haar als verpleegster in het kinderziekenhuis. Direct na Carla's komst in Theresiënstadt heeft Hans er direct werk van gemaakt in de hoop, dat zij haar niet een tweede keer zouden moeten achterlaten. Daarvan kreeg hij toen een schriftelijk bewijs (wat nog in zijn bezit was toen hij deze brief schreef) en Carla zou met een eventueel transport met hen mee mogen, wanneer dit transport volgens menselijke berekening een vrij gunstig transport zou zijn. In februari 1945 deden de dwaaste geruchten de ronde, wat er uiteindelijk op neerkwam, dat 1200 personen naar Zwitserland zouden vertrekken. Ook hiervoor wisten hun 'gastheren' hen aan het twijfelen te brengen, want als je niet meewilde moest je tekenen. Dit laatste vertrouwde men helemaal niet. Zij hebben niet getekend en ze zijn na persoonlijk verschijnen bij de S.S. commandant goedgekeurd om mee naar Zwitserland te gaan. Zij hebben zich toen direct met de leiding in verbinding gesteld. Al hun moeite mocht echter niet baten en Carla moest wederom achterblijven. Een gunstiger transport dan dit is nooit uit Theresiënstadt weggegaan en toch mochten zij haar niet meenemen. Dit alles heeft zich als altijd 's nachts afgespeeld en ons afscheid was midden in de nacht, alsof zij hun eigen kind moesten achterlaten, ontroerend en niet onder woorden te brengen. Zij zijn toen vertrokken en hebben aan verschillende personen opdracht gegeven zich, zoveel als in hun vermogen ligt, om Carla te bekommeren. In 't geheel zijn zij nog 6,5 maand in Zwitserland geweest, zijn daar helemaal opgeknapt en was het geweldig jammer dat Carla hiervan niet kon profiteren. Bij het schrijven van de brief zijn Hans en Sonja alweer pas weken terug in Nederland, zijn als zo velen alles kwijt, hebben bijna niets terug gekregen, maar tonen zich al heel tevreden, dat zij uit die hel levend te voorschijn zijn gekomen. Momenteel hebben zij een kamer voor hen alleen in een repatriëringhuis, waar de leiding alles doet wat in hun vermogen ligt. Hij vraagt hoe het gaat met de uitzakking van Carla's darmpjes, waarvan ze vaak last had. Dokter zei steeds dat dit met de jaren zou vergroeien. Ook met haar neusje had ze nogal last, maar dit is een zeer kleine behandeling. Ze had echter al zooveel meegemaakt, dat ze dit steeds uitstelden en het beter vonden te wachten tot na de oorlog. Reeds enige weken was Hans bezig geweest met het zoeken naar Carla, via de inlichtingendienst op de Heerengracht voor gerepatrieerde kinderen. Steeds kreeg hij geen definitief antwoord, totdat voor enige dagen bericht werd, dat Mevrouw Meurs en de heer Goedhart hiervan meer wisten en zij mij een adres konden opgeven. Volgens ons was Carla geboren 8 april 1942, maar nu vernamen zij dat ze op 26 september 1941 geboren was. Hans toont zich erg verheugd dat Chaya haar eigen moeder weer terug heeft, ondanks dat hadden ze haar toch heel graag bij hen hebben gehad. Verder feliciteert Hans Chaya's moeder met haar succesvol onderduiken en zeker met het terugkrijgen van haar dochter. Dit is werkelijk een van de heel weinige kinderen welke alleen stonden en die teruggekomen is. De meeste zijn toentertijd weggestuurd en op beestachtige wijze vernietigd. Hij vraagt of Chaya's vader nog in leven is en of de ouders nog meer kinderen hebben. Hij besluit ermee dat Carla 'zuster Sonja' nog wel kent. Soms zei ze wel zuster, tante, mama.
- woont te Amsterdam voor 1 mei 1958 - Sarphatistraat 209 boven; vanaf 22-1-1941 Ruijschstraat 13 huis; vanaf 1-6-1943 Ben Viljoenstraat 18 huis, vanaf 15-12-1943 Westerbork Lager; vanaf 4-9-1944 Buitenland (niet aangegeven welk land); Vanaf 14-9-1945 Plantage Middenlaan 48 huis; vanaf 5-9-1946 Eerste JvdHeijdenstraat 123 een hoog.
- woont te Heemstede na 1 mei 1958 - J.P. Thijsselaan 12.
- is overleden op 2 mei 1983 te Heemstede.
- wordt vermeld op 2 mei 1983 te Heemstede - Was na de scheiding van Sonja Brisch gehuwd met Mimi Bijl.
ongedateerd
- is kantoorbediende te Amsterdam - Magazijnbediende, kantoorbediende, chef boekhouding, technicus.
Eigen code:
VIII-8 gerelateerd
Beschrijving
Vooralsnog aangenomen dat hij Hans Verkozen is, zoon van Abraham Verkozen en Elisabeth Snock. Dit op grond van zijn woonadres, zo nabij de ouders van Sonja Brisch. In februari 1941 woonde het gezin van de weduwe Verkozen-de Beers (moet zijn: de Boers, de moeder van Henri) in de Sarphatistraat 209 boven, Amsterdam, een paar huizen van het adres van de familie Brisch. Er staat bij: (1) gezinshoofd heeft de oorlog overleefd en (2) twee verwanten hebben de oorlog overleefd. Onder hen zijn dan uiteraard Henri en zijn moeder. Mozes de Boers, geboren Amsterdam, 25 juni 1873, overleden Birkenau, 25 januari 1943 staat genoemd als verwant. Gezien zijn leeftijd zal hij een broer van Henri's moeder zijn geweest. Opmerking: van een of meer mensen in dit gezin kon men niet vaststellen of zij de oorlog al dan niet overleefd hebben. Hun naam is niet teruggevonden op lijsten van overlevenden, maar zij zijn ook niet met zekerheid teruggevonden in In Memoriam. Zij zijn als 'overlevend' aangeduid en hun naam is niet vermeld.
|