dochter van
Levi Kaas en Henriette Sturkop (Jetje)
echtgenote van Juan Guerra-Murga
echtgenote van Hermann Keusch
Vermeldingen
- is geboren op 11 juli 1917 te Amsterdam (Volgens Bevolkingsregister Amsterdam - formeel).
- naaister woont (bij ouder(s)) Swammerdamstraat 50 huis te Amsterdam tussen 11 juli 1917 en 19 maart 1937 - Hier geboren geboren op 11-7-1917, uitschrijving 13-11-1937 naar Buenos Aires, Argentinië. Volgens eigen zeggen en het passagebiljet was zij al op 19 maart 1937 uit Nederland vertrokken.
- wordt vermeld op 10 maart 1937 te Buenos Aires (RA) - Passagebiljet/kwitantie d.d. 10-3-1937 van de Rotterdam - Zuid Amerika Lijn. Ontvangen van Mejuffrouw E. Kaas, 38 pond sterling, voor passage van Rotterdam naar Buenos Aires, per stoomschip Alpherat, hut 8, bed 12, vertrek Rotterdam op 19 maart 1937. Volgnummer eigen kopie 0495. Certificaat van immigratie: Elisabeth Kaas, Nederlandse, vertrek van Rotterdam, aankomst Buenos Aires op 13-4-1937 per schip Alpherat. Leeftijd 19 jaar, ongehuwd, employee, joodse, geboren Amsterdam.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas te Buenos Aires (RA) werd verteld op 13 april 1937 te Buenos Aires (RA) - Aankomst via Montevideo in Buenos Aires. Werd ontvangen door haar Duits-joodse verloofde.
- woont (in welke hoedanigheid is niet vastgelegd) te Buenos Aires (RA) na 13 oktober 1937 (Volgens Bevolkingsregister Amsterdam. Formeel bevestigd in bron 1670).
- wordt vermeld in 1990 - Zij leeft nu al 40 jaar met Juan, voormalig technicus bij Aeroliña.
- wordt vermeld in 1990 - In 50 jaar is een genealogie geheel uitgewaaierd. Een joods meisje uit Amsterdam en een Duitse joodse jongen trekken voor de oorlog naar Argentinië. Hun families in Europa worden uitgemoord. Ze stichten een gezin van Argentijnen. Uit hun huwelijk worden twee kinderen geboren. Een dochter (Rita) die zich verbindt met een Armeen uit Uruguay. Een zoon (Walter) die zich vestigt in Spanje en daar een gezin sticht. De oudste dochter van Rita die, nadat haar ouders zich in Miami vestigden, een Koeweiti ontmoet, zich in Koeweit vestigt en in de vaart der volkeren terecht komt als daar oorlog ontstaat. Bep trouwde voor de tweede keer, met Juan en er ontstaan nog twee dochters, nu 37 en 32, die in Argentinië wonen. Luis, de zoon van Rita, is met Rosa uit Honduras getrouwd; Susana scharrelt met Ali uit Marokko.
- wordt vermeld in 1993 te Monnickendam - We maken met Bep en Juan bij Louis Kaas een wandeling door Monnickendam. Worden uitgenodigd in woning in centrum; een vooroorlogse stijl uitademende, diepe woning, warm en klassiek ingericht, waarin een oude joodse dame woont die de oorlog heeft overleefd. Bij de ingang hangen aan de muur ingelijste, gedroogde grashalmen, die op de ashopen van Sobibor waren ontsproten. Deze dame behoort tot kennissenkring van Louis. Zij brengt haar ervaringen over op de hoogste klassen van lagere scholen, om het besef te helpen vergroten dat dingen als Sobibor nooit meer mogen gebeuren. Ook aan ons vertelt ze van alles. Over hoe ze werd weggehaald uit het getto, haar tewerkstelling bij de transportdienst in Westerbork, de dag dat zij haar eigen ouders op de trein naar Polen heeft moeten zetten; zij laat ons de briefkaart lezen die zij nog uit de trein hebben kunnen werpen. Op beheerste toon en met zachte stem leest zij, sober en kennelijk ongeëmotioneerd, het verhaal voor dat zij ook aan de schooljeugd vertelt. De reacties van Louis en Bep zijn heel verschillend. Bep duwt het weg, kijkt zeer gespannen. Louis barst in een huilbui uit die het relaas tot het einde begeleidt. Hij is ontroostbaar. Bep roept hem enkele malen toe, dat hij het huis moet verlaten; hij kan er immers niet tegen. De rest van het gezelschap krijgt haar kalm en de dame voltooit rustig haar betoog. Zowel Bep als Louis worstelen op de hun eigen wijze met deze oprakelingen, die nooit meer te vermijden zullen zijn. Bep heeft zo haar eigen nachtmerries over het verleden, die niet willen weggaan.
- wordt vermeld op 23 januari 1993 - Ik heb Louis Kaas gebeld omdat Bep Kaas graag zijn adres wilde. Bleek dat Louis verscheidene malen een gesproken brief had gestuurd, maar kennelijk is iets mis gegaan. Heb Bep Louis' adres gegeven en Louis dat van Bep.
- wonende te Buenos Aires (RA), wordt vermeld in 2002 te Buenos Aires (RA) - Ze woont bij haar dochter Lolita, die schrijft over haar toestand. Bep heeft geen goede gezondheid, demente aftakeling. Lolita heeft iemand voor haar permanente verzorging in hun huis. Ze hebben in Argentinië alleen maar trieste verzorgingstehuizen. Haar kleinkinderen houden veel van haar. Lolita heeft twee zoons: Juan Pablo (21 jaar) en Diego (20 jaar), die beiden studeren en werken. Lolita is lerares op een middelbare school en ze studeert aan de universteit.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas werd verteld op 3 juni 2002 - Tamir, de zoon van Louis Kaas, had gebeld met een kleindochter van tante Bep en in Buenos Aires zou men vervolgens beslissen of en hoe tante Bep zou worden ingelicht. Zij is depressief tengevolge van de zware levensomstandigheden die momenteel in Argentinië heersen. Verder vertelde Tamir dat een neef van Louis, Leo, met zijn gezin naar Marseille was geëmigreerd om daar geheel religieus te kunnen leven. Omdat zowel Louis als Tamir wisten dat zijzelf niet meer volgens het jodendom konden leven was het ook met de familie in die stad tot een verwijdering gekomen.
- Betty Kaas, is overleden op 2 oktober 2007 te Buenos Aires (RA) (Volgens e-mail van kleindochter Susana).
ongedateerd
- wordt vermeld - Doet als Elisabeth Keusch-Kaas (woont in Buenos Aires, Calle Delgado 1486) aangifte aan 'Die Wiedergutmachungsämter' als erfgename van Levie Kaas, Swammerdamstraat 50 huis - 52, gedeporteerd en niet teruggekomen, kruidenier. Gepulst in 1942 vanuit Swammerdamstraat 50 huis, vier inwonenden.
- wordt vermeld te Argentinië - Bericht in 2011: Bep had na haar scheiding een groot huis gekocht en verhuurde daar kamers. Wegens slecht betalende huurders beëindigde Juan deze business, nadat hij met Bep trouwde. In de familie werden grapjes gemaakt over de naam Kaas en Guerra (oorlog): met sprak over de kaasoorlog.
- wordt vermeld Beste nazaat, Bij de opening van een nieuw kwartaal (en voor ons: een nieuw leven) moet ik je een stukje voorschotelen, dat vooral bedoeld is om mijn hart te luchten. Het kan overkomen als pure roddel. Misschien kan ik niet goed kan omgaan met het verschil tussen de verre culturen en de onze. Mogelijkerwijs dat men niet langer dan enkele dagen logées in huis moet nemen of is onze tolerantie op een lager pitje gaan branden. Misschien was de timing wel bijzonder slecht, uitgeput als we waren van het afgelopen jaar, de week intensieve cursus en het moment van afscheid van mijn baan. Whatever. Oordeel zelf: .... We kunnen ons nu inleven hoe de Falklands zich na de inval van de Argentijnse bezetter heeft gevoeld. Laat ik voorop stellen dat Juan Guerra Murga en Bep Kaas gewone en aardige mensen zijn. Juan is een man die zich meer dan veertig jaar geleden bond aan Bep en zich als een echte vader opstelde voor haar beide kinderen en van de twee die ze er later samen nog bij kregen. De man toont goede waarden en een groot verantwoordelijkheidsbesef. Ik zal later vertellen over de andere aspecten van hun bezoek, bijv. genealogische, maar nu wil ik eerst proberen zonder overdrijving verslag te doen van onze gevoelens en ervaringen van de afgelopen week. Maandag jongstleden brachten we Juan en Bep naar Schiphol en vanochtend belden zij over hun goede aankomst in Barcelona, waar ze nog een maandje bij Bep's zoon Walter zullen blijven. Op zondagavond tweeeneenhalve week geleden begint ons verhaal. Plotseling kunnen wij onze verheugen in Argentijnse toestanden. Susana belt ons op uit Miami en we spreken simultaan met haar en Rita. Ze denken dat Bep en Juan bij ons verblijven en weten niet dat die eerst een weekje bij Louis Kaas in Monnikendam logeren; wij moeten eerst nog een week naar Oegstgeest. Even later bellen wij Louis Kaas op, die zit te wachten op een telefoontje vanuit Frankfurt, alwaar hun vlucht zou aankomen. Later blijkt dat Bep en Juan er niet in slagen in Europa de telefoon te bedienen en pas na hun aankomst op Schiphol bereiken ze Louis met hulp van personeel. Na enige malen heen en weer gebel blijken ze in Monnikendam te zijn aangekomen. De zondag daarop zijn we hen gaan ophalen bij Louis thuis. Daar ontmoeten we ook Remy, Louis vriendin en partner sedert de laatste acht jaren. Remy lijkt al bijna ingestort en zal nog ruim een week nodig hebben voordat haar diabetes weer terug is op het normale peil. Bep begint van meet af aan te praten en we hebben alleen gedurende onze nachtrust en hun siësta haar stem even niet gehoord. Alleen daalt er dan gedurende de namiddag een rollend gesnurk af door het trappenhuis. Kwebbeldekwebbeldekwebbeldekwebbel .... 's Ochtends komt ze pratend beneden en diep in de nacht gaat ze pratend naar de logeerkamer. In die tijd daartussen is er geen ogenblik dat ze niet praat. Wie de euvele moed heeft om ook iets te berde te brengen wordt na enkele woorden door haar stem afgelost. Wanneer je even met iemand anders een woord wilt wisselen roept ze indringend je naam er tussen door of wanneer je zo onbeschoft ben toch je zin even te willen afmaken begint ze aan je arm te trekken. Op een dag zeg ik per ongeluk ook even iets tegen Loes (dat moest echt even), maar ze onderbreekt ons onmiddellijk. Je mag je gasten ook niet te weinig aandacht geven. Ik geloof niet dat ik ooit iemand zo veel heb horen praten als Bep Kaas. Onafgebroken. Hoezo wanhopig vermoeiend ? Ze brengt zichzelf ook voortdurend van het ene onderwerp op het andere. Ze vertelt vele anekdotes, die zeker de eerste maal dat je ze hoort allerminst onaardig zijn. Maar gedurende de week herhaalt ze zo'n anekdote verscheidene malen voor dezelfde luisteraar en voert er dan telkens weer dezelfde mimiek bij op. Als je haar iets vertelt en ze wil je daartoe ook even de gelegenheid bieden, reageert ze met verbluft gelaat op wat je zegt. Ik ben zo onbehoorlijk geweest de test te nemen ook aan haar twee maal hetzelfde te vertellen: als ik met een onderbreking van een paar dagen herhaal dat Remy zich vier maal per dag moet inspuiten vanwege haar suikerziekte kijkt ze net zo ontzet als de eerste keer en ik ben er van overtuigd dat het voor haar telkenmale nieuw is. Als alles altijd maar weer nieuw voor je is beleef je natuurlijk wel veel. Toch betwijfel ik enigszins of je ook maar iets opsteekt van dit bestaan. Hoewel we aldus kunnen niet echt communiceren, hebben ze het duidelijk naar hun zin. En het is ook wel gemakkelijk: je hoeft niet zo op de rationale van je eigen betoog te letten of te absorberen wat zij zegt: er zal toch nimmer geverifieerd worden of je het hebt begrepen. Iedere adempauze die je inlast om ook eens iets te zeggen valt ten prooi aan haar verbale overval. Kwebbeldekwebbeldekwebbeldekwebbel .... Duizenden sweet nothings. Zij kalt zonder pauzes raas. Daarbij komt dat ze onafgebroken simultaan vertaalt wat Juan er tussendoor roept en wat wij aan het onderhoud toevoegen. Dat is uiteraard goed, want zo blijft Juan bij de les. Hij beheerst uitsluitend het Spaans. Bij nagenoeg iedere vertaling ontstaat een heftige woordenwisseling tussen hen beiden, die echter als latino cultuur verklaard kan worden. Bep's stemgeluid doet me denken aan de tijd dat ik nog aan migraine leed. Je voelt het in de verte opkomen en je beseft wanhopig dat het voorlopig niet meer weg zal gaan. Niets is zo heerlijk, bijna erotisch, wanneer je voelt dat de snerpende hoofdpijn gaat verdwijnen. Daaraan moet ik alsmaar denken als wij 's avonds naar bed mogen. Voor wat kun je meer dankbaar zijn als voor pijn die verdwijnt. Helaas weet je al dat het de volgende ochtend weer zal terug komen. Bijna net zo erg als de stem van Bep. Omdat zij siësta houden, kunnen zij later dan wij naar bed. Tegen twaalf uur 's nachts tuimelen wij onze reddende legerstede in; zij komen later, diep in de nacht ook naar boven en dan hoor je haar nog steeds doorkwetteren tegen Juan, die minstens duizend maal per dag 'si' zegt als bewijs dat haar betoog een waardevolle bijdrage aan de mensheid is. Eenmaal heb ik het gewaagd haar te vragen om een ander eventjes de zin te laten afmaken: bij het bezoek aan mijn ouders, die zojuist van een weekje vakantie terug zijn en ons nog niet hebben kunnen vertellen van de jongste medische ontwikkelingen. Ik wil horen wat mijn moeder zegt wanneer zij tussendoor eventjes rustig vertelt over haar medische toestand, de bestralingen en haar pijnbestrijding. Ik zal de kwade, verongelijkte blik van Bep, omdat ik het waagde een seconde niet naar haar te luisteren niet gauw vergeten. Loesje is een sterk mens maar ze gaat zienderogen kapot aan het niet aflatende gerebbel. Ze wordt langzamerhand wanhopig, maar houdt zich goed als gastvrouw. Ik verzak gedurende de dag in een diepe apathie en glijd 's nachts een bodemloze put van stilte in, maar het ontwaken is reeds zwanger van de aantocht van haar stem. Tot zover over het gekwebbeldekwebbeldekwebbeldekwebbel .... In het volgende stukje gaan we verder met de andere verworvenheden van dit Argentijnse bezoek. Een volle week na hun vertrek vervolg ik, vrolijk gestemd en weer enigszins op krachten gekomen, mijn relaas over het bezoek waarmee onze gasten uit Buenos Aires ons vereerden. Tijdens het gerebbel werd er ook veel gegeten. We hebben met eigen ogen kunnen genieten van eetgewoonten, waarvan wij uit overwegingen van vriendschap met andere volkeren niet willen aannemen dat deze representatief zijn voor het betreffende werelddeel. Zelden nog hebben wij zoveel goed voedsel in monden kunnen zien ronddraaien en voedselrestjes zich spontaan hun weg terug naar de tafel of vloer terug zien strijden. Ik wist niet dat met speeksel vermengd en tot deeg verworden brooddeeltjes zich zo vaardig rond de tong weten te wentelen. Gelukkig heb ik deze wetenschap grondig tot mij kunnen nemen, dank zij aanschouwelijk onderwijs tijdens zo'n dikke vijfentwintig maaltijden. We hebben gemerkt dat wij veel te bescheiden zijn in onze tafelgewoonten: als Martin en Rita ons uitnodigen voor een rijke paella in een Spaans restaurant aarzelt Juan niet om als enige het meest prijzige voorgerecht te bestellen, maar de eerlijkheid gebied dat Bep hem zijn prooi ontfutselt zodra de ober die heeft neergezet en de helft er uit op haar bordje kleddert. Rita hoeft zeker niets. Het verschaft mij een hels genoegen dat ik er in slaag handig haar als eerste graaiende hand te ontwijken en onze gastvrouw het mandje met stokbrood en het schoteltje kruidenboter weet aan te reiken. Het was echt even leuk Bep haar automatische greep naar het voedsel te zien missen. Na het diner, weer op straat aangeland, vertrouwt Bep mij met eerlijke ogen toe dat een eenvoudige maaltijd toch ook best lekker kan zijn. Later op de avond bestellen we bij de Italiaan op Rita's kosten ijs en koffie. Zo ook onze gasten, na langdurig overleg, hetgeen zelfs de Italianen tot wanhoop drijft. Hun keuze is dus grondig. Wanneer de koffie arriveert kijken ze er verbijsterd naar en pas wanneer het echt koud is geworden kan de vriendelijk blijvende eigenaar van het etablissement hen een vervanging inschenken. Op zijn kosten. Ook moet ik met jullie de vreugde delen die ons elke ochtend ten deel mocht vallen ter gelegenheid van het ontbijt. Laat ik voorop stellen dat wij onze woning wel heel graag proper houden, nog wel in het bijzonder omdat wij die intact aan de sympathieke nieuwe bewoners willen overdragen. Het vaste ritueel laat zich als volgt omschrijven. Loes en ik staan als eersten op, zetten koffie en dekken de ontbijttafel. De broodjes, het beleg en alle bijlagen staan klaar wanneer ook zij aanschuiven aan de keukentafel. Juan is dan al niet meer te stuiten en de eerste happen zijn reeds in zijn mond verdwenen. Voordat je kunt reageren op hun intrede heeft hij het koffiekopje al omhoog gehouden om aan te geven dat hij wil drinken. Hij eet niet graag zoet. Derhalve laadt hij zijn kopje vol met drie lepels suiker waarvan de opgehoogde toppen deels over de tafel stromen. Het geheel wordt gelengd met een dosis koffiemelk en je voelt iedere ochtend deelgenoot van zijn strijd om zich te beheersen en geen tweede verpakking open te maken. Zijn eerste broodje is nog niet genuttigd of de vloer ligt reeds bezaaid met kruimels en kleverige vlekken, die zich mengen met de afval die ook Bep als kwakend rondsproeit. Ze zien zelf niets van de ravage die zich rond hun enkels ophoopt, dus het zal wel aan ons liggen. Er klinkt enige verbazing door in Bep's stem wanneer zij meldt dat zij thuis in Buenos Aires zo'n last hebben van kakkerlakken. We hebben corned beef en andere vleeswaren gehaald voor Juan, die grote vaardigheid demonstreert door dit te mengen met boter, verpakkingen, uitstromende koffiemelk en de reeds aanwezige puinhopen, zodat weldra een zich hardnekkig aan tafelblad, stoelen en vloer hechtend papje ontstaat. Bep laat zich in dit vrolijk samenzijn niet onbetuigd. Het is een vrolijk moment wanneer een niet onaanzienlijk hompje brood terug valt uit haar mond en onder uitbundig gespetter in haar kopje koffie belandt. Geen nood. Haar vaardige vingers krijgen zonder verwijlen vat op het kluitje en seconden later ligt het druipend brokje via twee van haar vingers wederom tussen haar wijd open kauwende kiezen aan het rollen. Nadat wij hen met zachte drang boven naar de badkamer hebben geloodst, stort ik mij vol energie vreugde omtrent dit voorrecht op de ravage, gewapend met sterke reinigings-middelen en onverbloemd doorzettingsvermogen. Na een half uurtje ligt de keuken er weer schoon bij, wachtend op een volgend ontbijtfestijn. Een leuk stukje folklore werd ook het moment waarop Bep 's ochtends de woonkeuken betrad. De eerste ochtend had zij aangekondigd hardop te zullen hikken teneinde kenbaar te maken dat zij hongerig is. Elke ochtend benadert zij aldus de ontbijttafel, onvouwt een olijke blik en slaakt dan de betekenisvolle hik. Die procedure herhaalt zich tot aan de laatste dag en ik moet tot mijn schande erkennen dat te spontaniteit die mij tot lachten zou nopen zienderogen afneemt. Heel leerzaam is ook het schenken van maté: de Argentijnse thee die een vast onderdeel is geworden van onze gezamenlijke dagen. Het voltrekt zich als volgt: Bep propt een metalen bekertje vol met door haar in ons land ingevoerde op thee gelijkende bladeren en schenkt vervolgens heet water bij. Middels een bijbehorend pijpje zuigt zij daarna de eerste slok op; die slok is minder smakelijk dan de rest en het dan ook de bedoeling dat je die pardoes uitspuwt. Ik weet niet of de rest van de Argentijnse bevolking even richtvast is als onze ex-landgenote; bij haar druipt in ieder geval zelfs langs de meest onbereikbare hoeken een drabbig bruin sap naar beneden, dat echter niet voldoende opvalt om haar te bewegen de vele aldus besmette plekken nadien te reinigen. En dan de kersen. Loes heeft Bep een volle zak kersen geschonken. Even terzijde: geen moment heeft Bep ons zo'n vrucht aangeboden. Bep nuttig ze Godlof in de keuken. Tot mijn ontzetting zie ik de restanten uit handen en mond op de plavuizen neerdalen. Al spoedig ontstaan op talrijke plaatsen rode vlekken tussen de steeltjes, die platgetreden worden door haar voetenwerk. Ik tracht haar aandacht er bescheiden op te vestigen door haar te vragen of zij misschien bloedt. Zij kijkt neer op het slagveld en gedurende een fractie van een seconde kijkt zij mij geruststellend aan en vervolgt het betoog waarmee ze bezig was. Tot zover het eten. Ook anderszins hebben wij onze gastvrijheid mogen bewijzen. Ik wil onze onderwerping aan exotische volksgebruiken graag met een paar saillante voorbeelden illustreren. De was. Als Loes aan Bep vraagt of zij iets gewassen wil hebben, frommelt zij pardoes haar slipje onder haar nachthemd vandaan, verwijdert dit vanaf haar enkels en propt het warme textiel in Loes' handen. De was vertoont overigens veelal remsporen en de lingerie van Juan is eerst na enkele dagen dragen aan de beurt voor reiniging. Op een ochtend voltrekt zich een ramp in miniatuur. Bep heeft Loes een stapeltje wasgoed overhandigd, dat Loes linea recta in de wasmachine schuift. Wie zal Loes deze snelle verlossing euvel duiden ? Er walmt immers een lichtelijk zure geur omhoog uit al deze te lang gedragen kledij. Wanneer de was uit de machine wordt gehaald valt behalve hun plastic medical assistance kaarten een ondefinieerbare prop papier op de grond. Als ik deze kaarten beneden aan Juan overhandigt, meldt hij in paniek aan Bep dat ook zijn notitieboekje in de borstzak van zijn overhemd zat. Kennelijk het propje, dus nu. Ik ren naar boven, op de voet gevolgd door Juan en overhandig hem het van alle inkt en vorm ontdane vormloze restant van al zijn aantekeningen, welke hij sedert 1988 minitieus bijhoudt. Onherstelbaar. Ik zal zijn ontzette blik nimmer vergeten en ik heb oprecht medelijden met hem. Urenlang houdt de arme man boven in de logeerkamer opgesloten, ontroostbaar. Zodra Bep in de gaten heeft dat zij Loes deze catastrofe niet in de schoenen kan schuiven blijft zij nadrukkelijk verkondigen dat iedereen immers wel eens een foutje kan maken. Deze trant van redeneren zal zij gedurende haar verblijf ook bij andere gelegenheden nog wel eens in de praktijk brengen. Als Bep maar even het gevoel krijgt dat zij ergens van zou kunnen worden beschuldigd dan pareert ze dat onmiddellijk door een ander de schuld van geheel iets anders te geven. Ik heb met plaatsvervangende schaamte gemerkt hoe ze op die manier Juan in het verdomhoekje manoeuvreert. Later in de week koopt Loes een paar nieuwe aantekenboekjes voor Juan. Eveneens later peutert Loes een eveneens aan Juan's wasgoed toebehorende balpen uit de wasmachine en legt die beneden op het aanrecht. Dolblij met zijn hervonden kleinood toont Juan ons met een forse zwaai de pen, waarbij zich een ferme straal inkt er uit losmaakt en over onze plavuizen en (het moest zo zijn) over de kussen van onze zojuist aangeschafte en kostbare pitrieten stoelen plenst. Er ontvlamt een blinde drift voor mijn gezichtsveld. Zó lang heeft Loes gewacht totdat zij eindelijk haar lievelings-stoeltjes kon bemachtigen en zó diep hebben wij in de beurs moeten tasten, dat ik, uitgeput door de week, een knetterende vloek slaak en in ontzetting naar reinigingsmiddelen grijp. We kunnen het Juan niet euvel duiden, half blind als hij is en vol goede bedoelingen. Bep heeft mijn godslastering opgevangen en voegt mij geruststellend toe dat iedereen nu eenmaal wel eens een ongelukje kan overkomen. Ik weet te regels der gastvrijheid te bewaren door haar nog even niet te wurgen. Op een ochtend komt Loes met een gelaatsuitdrukking vol afgrijzen mij de inhoud tonen van het afvalbakje van de badkamer: ongetwijfeld ten gevolge van een vlaag van afwezigheid heeft een onzer gasten een prop toiletpapier in dat bakje gedeponeerd, echter eerst na het afvegen van het achterwerk, voorzien van fraaie bruine substantie. De toiletborstel liggen er overigens gedurende hun verblijf onverrichter zake bij: wij kunnen immers zelf wel na elk toiletbezoek de pot en wijde omstreken wel reinigen; er gaat vanzelfsprekend niets boven goed ouderwets handwerk, Een ervaring die we eveneens node zullen missen is het na elk bezoek van onze gasten aan toilet of badkamer opnieuw recht leggen van alle hevig verfrommelde matjes, die overal door de ruimte zwerven. Ik kan zelfs zien wat ik nu eenmaal niet kan ruiken, wanneer Loes mij op de pislucht wijst die uit die matjes ontsnapt. Dit brengt mij de vreugde in herinnering die ik mocht ervaren door elke ochtend op het badkamermeubilair, op de spiegel en in het fonteintje de voedselresten aan te treffen die ver weg waren gespat tijdens het reinigen door Juan van zijn kunstgebit. De service die ik mocht verlenen door telkenmale de nog licht stromende kranen na hun gebruik dicht te draaien zal ik eveneens ontberen. Welk een voorrecht dat wij hebben mogen beseffen wat een groot goed het is zonder oponthoud te mogen vechten voor het behoud van eigen onderkomen. Goed, de thema's kwebbelen, eten en reinigen zij nu wel voldoende onder de aandacht gekomen. Laat ik het dagboek van dit familiebezoek beëindigen met een aantal anekdotes. Ik ga maar wat schots en scheef door de gebeurtenissen heen. Bep zal voor mij ten eeuwige dage model blijven staan voor iemand die tactische opmerkingen kan maken, die naar mijn groeiende overtuiging aan haar toch niet geheel van clichés ontblote wereldbeeld ontspruiten. Zo kan het gebeuren dat tegen het einde van ons bezoek aan Ruud en Ans in Maartensdijk ons nichtje Martine thuis komt van haar werk. Zij heeft zich duidelijk gehaast om de beleefdheden van de kennismaken te kunnen meemaken. Nu weten we allemaal dat Martine jarenlang diep heeft geleden aan de uiterlijkheden van haar fysiologische storingen en diep gepest is vanwege haar forse omvang. Met ontzaglijk veel moeite en zelfdiscipline is zij er in geslaagd enorm veel overgewicht kwijt te raken en ze ziet er nu lief en goed uit. Een knap meisje, zij het nog altijd wat fors. Bep stimuleert haar intens door bij Martine's binnenkomst onophoudelijk en met grote verbaasde ogen de omvang van ons nichtje luidkeels onder de aandacht te brengen. Wie nog een toonbeeld zoekt van de tante die altijd weer opnieuw, zonder twijfel ten gevolge van het fundamenteel ontbreken van iedere vorm van psychologisch inzicht, de verkeerde dingen tegen haar neefjes en nichtjes weet te spuien, kan ik mijn tante Bep warm aanbevelen. Zeer warm. Op een laag pitje bijvoorbeeld. Martine ondergaat het in elk geval gelaten en blijft dapper blij kijken. Juan maakt in een week tijd een reis door Hollywood. Met zijn toch nagenoeg ontbrekend gezichtsvermogen ontwaart hij bij elke nieuwe ontmoeting weer een filmster. Het begint thuis bij onze vriendin Sissy. Juan roept vele malen door ons gesprek heen dat Sissy sprekend lijkt op een Argentijnse televisiepersoonlijkheid. Alleen wel heel wat jonger, voegt hij er galant aan toe. Sissy is er zichtbaar gelukkig mee. Als Juan later Martin ontmoet, dan blijkt mijn broertje het evenbeeld te zijn van Clint Eastwood. Het is maar goed dat ik het weet, want nu zal ik Martin in het vervolg met iets meer ontzag behandelen. In de voormelde Italiaanse ijssalon laat hij de eigenares opdraven, teneinde haar er van te overtuigen dat zij bijkans niet te onderscheiden valt van Liza Minelli. Eventjes later hoor ik dat zij getroost wordt door andere bezoekers. Als zij een uurtje bij ons thuis onder een boom zitten te genieten speel ik ontzetting en vertel Loes dat er in de tuin een paar koekoeksjongen tussen het struikgewas zitten. Maar we hadden het over tactische opmerkingen. Enkele malen bemerk ik dat Bep niet geheel is gespeend van een racistische ondertoon en oppervlakkige vooroordelen. Op de zaterdag van de Argentijnse week komt Martin op bezoek en heeft tot onze grote blijdschap Rita meegenomen. We zijn hier echt erg gelukkig mee. Zij is heel welkom bij ons, maar het heeft uit, voor ons volkomen aanvaardbare redenen, tamelijk lang geduurd voordat zij ons kwam bezoeken. Het doet ons echt heel goed. Nu wil je bij zo'n eerste bezoek uiteraard niet slecht overkomen. Menselijk, nietwaar? Wie zal ons dat verwijten. Bep opent onmiddellijk de aanval en zegt dat blank en bruin elkaar nu eenmaal aantrekt. Rita wordt onderworpen aan een spervuur van vragen over hoe het er in haar kringen en "haar" land (Suriname) wel aan toe gaat. Rita gaat hier mee grote vaardigheid en vriendelijkheid mee om. Eerder die week was ik al ontploft. Op navraag van Bep hadden wij verteld dat Martin niet was gehuwd, maar wel een relatie had. Of zij bij elkander woonden ? Ons antwoord moest uiteraard ontkennend zijn. Alsof dat van enigerlei belang is, maar je voelt hoe je de verdediging wordt ingedrukt door iemand die net nog niet zegt dat elke man-vrouw relatie door huwelijk en nakroost gekenmerkt behoort te zijn. In de keuken verwittigt Bep ons er dan vrolijk van dat Martin dus een bohémien is. Dat is de eerste keer dat ik haar het liefst zou willen aanvliegen, maar de omgangsnormen brengen mij er toe uitsluitend iets van 'zo kan-ie wel weer !' te mompelen. Je moet toch niet aan m'n broertjes komen, merk ik. Toch zou Bep nog een grote mate van onmin in ons familieleven hebben kunnen zorgen. Ik zeg dat niet zo maar. Op een gegeven moment, tijdens het bezoek van Martin en Rita, stelt Bep met een vriendelijke gelaats-uitdrukking vast dat Martin dus wel van de vrouwtjes houdt. Ik ben er niet bij, op dat moment, maar Loes gaat door de grond. Martin kijkt Loes zijdelings aan en vraagt vorsend of zíj dat soms verteld heeft. Probeer zo'n indruk maar eens weg te nemen. Waarmee zullen we eindigen met ons relaas, alvorens tot de nabeschouwing over te gaan ? Dat ze tijdens elke autorit achterin liggen te slapen ? Dat op de allereerste dag waarop de auto ons eigendom is Juan de deur abrupt opent en een andere automobilist die op een haar na weet te ontwijken ? De verzekering zou op deze dag 1 blij met ons zijn geweest. Onze telefoon is duidelijk van hun. Ze laten ons regelmatig weten dat wij een verbinding voor hen tot stand dienen te brengen. Ik dank de Voorzienigheid dat de technische vooruitgang hen is te snel af is en ze er niet in slagen zèlf het juiste nummer te kiezen. Ik geloof dat Bep één langdurig telefoongesprek uiteindelijk heeft bekort doordat ik met mijn vingers knipbewegingen in het telefoonsnoer maakte. Dat doet zij vaardig, door Juan af te kappen, die zich nog tot tamelijk zakelijke onderwerpen had beperkt en daarna zelf gezellig op de internationale kwebbeltoer te gaan. Laat ik maar besluiten met mijn oprechte waardering te tonen voor de manier waarop Bep het Nederlands nog beheerst, na bijna zestig jaar verblijf in een ver land. Ze spuit paraat typisch Nederlandse idiomatische uitdrukkingen en vertaalt onafgebroken simultaan vanuit het Nederlands in het Spaans en vice versa. Ook worden Spaanse uitdrukkingen regelrecht in het Nederlands omgezet: als ik haar wat goedmoedig plaag zegt ze: "ik ben vlugger terug dan dat jij vertrokken bent". Ze noemt iemand die nog een borreltje inschenkt prompt "dronken droppie" en reageert om een flauwe opmerking mijnerzijds met 'mesjiggene !". Op de dag van hun vertrek giet het hevig. Het was de hele week mooi weer geweest. Loes kondigt profetisch aan dat Bep zal zeggen, zodra ze beneden komt, dat de hemel huilt dat ze weg gaan. Letterlijk: Na haar laatste demonstratieve hik zegt ze: "de hemel huilt omdat wij vertrekken zullen !" Even later poneert Juan een identieke tekst in het Spaans. In de ochtend rijden we hen naar Schiphol. Ze zullen Bep's zoon Walter bezoeken, die in Barcelona woont. In de parkeergarage aangeland plaatst Bep haar tas op het lak van onze zojuist verworven auto. Loes vraagt haar op te passen omdat zulks krassen kan veroorzaken, doch met een vrolijke mededeling dat zoiets niet kan gaat zij door met spullen in die tas te proppen. Nu slaan bij Loes de stoppen door. Om de zoveelste moord van dit jaar in Amsterdam te voorkomen draait zij haar rug naar Bep toe, de sterren schieten rood voor haar ogen en zij kan een knetterend 'godverdegodgloeiendegodverdomme' niet meer binnenhouden, draait zich vervolgens terug en ziet gefrustreerd toe hoe Bep, nu kennelijk hevig geschrokken, haar tas van de auto wegsleurt. Het is geruime tijd nog allerminst zeker dat zij kunnen afreizen. Ze hebben slechts recht op hun vlucht wanneer er plaatsen over zijn in het bijna volgeboekte vliegtuig. Tenslotte lukt dat. Dan blijken hun paspoorten verlopen te zijn. Met moeite overtuigen zij de beambten er van dat Argentinië hen nog zal toelaten en dat 'dus' ook Spanje dat wel zal doen. Het laatste dat we van hen waarnemend is wanneer ze de grenscontrole zijn gepasseerd. Juan struikelt van het trapje af dat hem naar de vertrekhal voert en we zien Bep hem luidkeels iets naroepen alsof zulke capriolen alhier ten strengste verboden zijn. Dan zijn ze uit het zicht verdwenen. Na het afscheid van Louis Kaas rijden we zwijgend terug naar huis. Het staat er nog en het leven valt als een koesterende deken over onze ontzette gestalten heen. Loesje, die anders overdag nooit in slaap valt, ligt nu in een diepe uitputting weggezonken. Haar ledematen schokken af en toe alsof demonen uit de onderwereld naar haar ledematen tasten. Of misschien droomt ze alleen maar van tante Bep. Een paar dagen later, nadat wij als een tornado al reinigend door onze woning zijn getrokken, kijken we terug op een leerzaam bezoek uit den vreemde. De buurt reageert vrolijk op de afwezigheid van haar onafgebroken gerebbel: men zit in onze omgeving weer in de tuin en af en toe hoor je een vogel weer schuchter een lied aanheffen. Mijn oren tuiten soms nog van de stilte. De keukenmuren zijn weer minder rood van het kersensap, de kussens en leuningen van onze nieuwe pitrieten stoelen blijken er dank zij agressieve chemicaliën toch nog redelijk van af te zijn gekomen en in lange teugen ontsnappen giftige dampen die zich tijdens de loopgravenoorlog in mijn longen hebben gevormd en vinden kringelend hun weg naar de herwonnen vrijheid. Remy belt ons op om te zeggen dat haar gestel weer op het oude peil begint te geraken en dat Bep er van haar langzalzeleven niet meer inkomt. Wat resteert er nog ? De gigantische troep in de logeerkamer, met name die onder het bed bleek te zijn geschoven, heb ik kunnen wegwerken; de enige die het niet heeft overleefd is onze arme poef die volslagen is verwrongen en even onherkenbaar is als Juan's aantekenboekje na de wasbeurt. De wraak van de Inca ? Ons fraaie aanrecht van kunststof legt nu de groeven bloot, die Bep's mes heeft aangebracht tijdens het bereiden van de maaltijd op de enige avond dat wij niet aanwezig waren. Toegegeven: ze had de schade vaardig bedekt onder een inderhaast verschoven place mat. De beelden van hen verblijf vervagen en er blijft slechts een beeld hangen van een film, die ik ooit zag, over een plant, die je liefdevol opneemt in je woning en die je ongemerkt blijkt te overwoekeren, in je huid kruipt en bezit neemt van jouw geest. Ze hebben ons uitgenodigd om in Buenos Aires te komen logeren. Hoe aanlokkelijk dat aanbod ook is, we denken niet dat wij hiervan gebruik kunnen maken. De prijs voor een ticket is zo hoog, weet u ....... Geloof dat Bep genoten heeft van verblijf in Nederland. Maar ze was vooraf ook bang voor confrontatie, weerzien met land van waaruit al haar familie naar de gaskamers in Oost-Europa werd gevoerd. Haar kinderen hadden liever dat zij niet naar Nederland zou gaan. Tijdens de ritten door Amsterdam wijst ze een aantal malen opgewonden plekken aan die herinneringen met haar vooroorlogse verleden en de gebeurtenissen nadien activeren. Op de zondag dat wij hen bij Louis Kaas ophalen maken wij 's middags een wandeling door Monnikendam. Worden uitgenodigd in woning in centrum; een vooroorlogse stijl uitademende, dipe woning, warm en klassiek ingericht, waarin een oude joodse dame woont die de oorlog heeft overleefd. Bij de ingang hangen aan de muur ingelijste, gedroogde grashalmen, die op de ashopen van Sobibor waren ontsproten. Deze dame behoort tot kennissenkring van Louis. Brengt haar ervaringen over op de hoogste klassen van lagere scholen, om besef te helpen vergroten dat dingen als Sobibor nooit meer mogen gebeuren. Ook aan ons vertelt ze van alles. Over hoe ze werd weggehaald uit het ghetto, haar tewerkstelling bij de transportdienst in Westerbork, de dag dat zij haar eigen ouders op de trein naar Polen heeft moeten zetten; zij laat ons de briefkaart lezen die zij nog uit de trein hebben kunnen werpen. Op beheerste toon en met zachte stem leest zij, sober en kennelijk ongeëmotioneerd, het verhaal voor dat zij ook aan de schooljeugd vertelt. De reacties van Louis en Bep zijn heel verschillend. Bep duwt het weg, al kijkt ze zeer gespannen. Louis barst in een huilbui uit die het relaas tot het einde begeleidt. Hij is ontroostbaar. Bep roept hem enkele malen toe, dat hij het huis moet verlaten; hij kan er immers niet tegen. De rest van het gezelschap krijgt haar kalm en de dame voltooit rustig haar betoog. Zowel Bep als Louis worstelen op de hun eigen wijze met deze oprakelingen, die nooit meer te vermijden zullen zijn. Bep heeft zo haar eigen nachtmerries over het verleden, die niet willen weggaan. De volgende alinea is pure genealogie; we krijgen nog een beeld van het gezin van Bep's ouders, gedegen, vroom, tamelijk welgesteld. Wie waren zij, hun kinderen ? We krijgen een beeld uit de flarden, die Bep er over loslaat en uit het gesprek tussen haar en mijn vader. Kan alleen maar fragmentarisch en in willekeurige volgorde aangeven wat te berde werd gebracht. Het ging het bekende kruideniersgezin in de Swammerdamstraat voor de wind. Hun klantenkring was vaak verhuisd, tot in Amsterdam-Zuid aan toe, maar bleef voor goede klandizie zorgen. Bep herinnert zich de Weense piano in hun woonkamer, de Duitse dienstmeisjes. Bep vertelde mij dat zij tijdens een rondrit door Amsterdam, met haar neef Louis, de huizen op het Waterlooplein had gezien die van haar vader waren geweest. Hij investeerde zijn verdiensten in huizen en vooral in grond en een uitspraak van hem was: "grond en steen behoudt altijd zijn waarde." Louis en zijn collega's wapenden zich tegen de opkomst van Albert Heijn en hij werd voorzitter van de kruideniersvereniging. Veel klanten kochten op de pof; Bep herinnert zich hoe 's avonds altijd de boekjes met de openstaande rekeningen werden bijgehouden. Zodra de kinderen het huis uit zouden zijn, had Louis de hele zaak willen verkopen en een huis willen aanschaffen in het door hem zo geliefde Gooi. Hij had last van reumatiek en in het Gooi plaagde hem dat minder. Bovendien ging hij er vaak heen met het gezin voor lange wandelingen in de bossen. Hij was kaalhoofdig en droeg altijd een pet. Een klein buurmeisje schrok eens hevig toen hij in zijn woonkamer die pet afzette. Wat was Louis verder voor een man ? Bep herinnert zich dat hij vroom was, maar niet fanatiek; dat hij streng was, maar rechtvaardig en warm voor zijn kinderen. 's Ochtends gooide hij rijst op straat voor de vogeltjes. Ooit viel hij in Zandvoort in slaap in een strandstoel. Hij was geheel gekleed en had van die hoge veterschoenen aan. Terwijl hij wegdoezelde kwam de vloed op en de kinderen groeven in een cirkel geulen om hem heen en maakten hem vervolgens wakker. Gevangen in zijn schoeisel. De kinderen hebben hem aldus uitgedost over de geulen naar het droge gedragen. Allemaal geen wereldschokkende dingen. Gewoon een mens die zijn leven in Bussum had moeten beëindigen in plaats van in Sobibor. Zowel hij als zijn vrouw Jetje Sturkop waren kleine mensen. Bep herinnert zich hoe zij en haar zus Jetje gearmd hielden en dat die daarbij met de zolen van de grond kwam. Papa herinnert zich dat Jetje nogal mager was; Bep niet. Het verschil van de oorlogsjaren ? Jetje was de zuinige, degelijke huisvrouw van die tijd. Bep citeert in samenhang met kousen stoppen een uitspraak: "beter een lelijke stop dan een mooi gat". Jetje was ook gek op de opera. Dat hadden we ook al ooit gehoord over haar oudere zussen. Jetje lepelde graag een glaasje advocaat leeg, net als haar dochter Bep dat nu doet. Van Louis' en Jetje's kinderen ook nog een paar fragmenten: Greet was een open, outgoing mens; Lien was daarentegen zeer gesloten. Dat brengt Bep er toe om voor de zoveelste keer te herhalen dat haar dochter Greta juist erg gesloten is en Lola heel open. Bep's broer Ab had een klein autootje (DKWtje), had blauwe ogen en het puntje van zijn neus was afgeplat tot de vorm van een dubbeltje. Louis Kaas lijkt niet op zijn vader, veel meer op zijn moeder. Ab mocht niet zo veel van thuis, maar op een keer mocht hij met het gezin van mijn opa mee naar Zandvoort, alwaar hij zijn Bar Mitschwa ring in de golven verloor. Ab lustte graag een haring. De familie Kaas leefde in onmin met hun oom Isaac en tante Vrouwtje Houtkruijer. Die oom en tante hadden een zaak, die ze ten gevolge van een uit de hand gelopen grap verloren. Oom Isaac werd op een kwade dag opgebeld door een kennis uit Antwerpen met het bericht dat hij (oom Isaac) de sweepstake had gewonnen. In die jaren betekende dat, dat je een fortuin had verworven. Oom Isaac verkocht de zaak aan Ab Kaas en ging met zijn hele familie in het Amstel Hotel wonen. Met veel festiviteiten. Kort nadien kwam het verpletterende bericht, dat alles een geintje was geweest. Geen prijs. Geen zaak meer. En een torenhoge hotelrekening. Ab heeft de zaak niet meer terug verkocht en de afstand tussen beide families viel niet meer te overbruggen. Bep vertelt dat dit bericht in de jaren 1938 - 1939 zelfs in de kranten van Buenos Aires verscheen. Er was ook nog iets met hun dochter, Celina, die wegens depressief was en wegens liefdesbedrog dermate afdaalde, dat zij nog geruime tijd in Apeldoorn is opgenomen geweest. Bep herinnert zich dat mijn vader bij hen thuis altijd over de grond lag om boeken te lezen. Mijn vader heeft veel herinneringen aan zijn oom en tante uit de Swammerdamstraat. Hij was stapelgek op de koeken die tante Jetje bakte. Hij bracht op de fiets matzes rond voor oom Louis in het rijke Amsterdam-Zuid en moest vaak partijen matzes halen bij de firma De Haan in de Valkenburgerstraat. Bep vertelt dat Louis als kind altijd als een kat zijn voedsel beschermde, overblijfsel uit Auschwitz en dat zijn huidig hamsteren daar meer te maken zal hebben. Remy lijkt ons een aardige en goede vrouw voor Louis, hetgeen ook zichtbaar werd tijdens zijn bovenvermelde huilbui. Zij is zijn vierde partner, na drie eerdere huwelijken. De eerste raakte verslaafd aan drugs, het tweede huwelijk raakte ten einde en wordt door Louis in verband gebracht met haar feministische activiteiten. De derde, die wij indertijd nog kortstondig hebben leren kennen, was aan de drank en wilde niet verder met Louis leven. Louis had mijn vader gebeld, in verband met de afspraak voor Bep's bezoek, en heeft gezegd mijn ouders weer eens te bezoeken.
- wordt vermeld - Na het vertrek van haar man Hermann had ze haar huis als pension ingericht en had altijd gasten.
- Omtrent Elisabeth Kaas wordt een gebeurtenis vermeld - Bep vertelde een verhaal dat de vooroorlogse tijdgeest kenschetst. Op de leeftijd van 17 jaar raakte zij zwanger en een grotere schande dan dat dit zichtbaar zou worden zou niet denkbaar zijn. Abortus zou pas bijna vijftig jaar later legaal worden. Op een achterkamertje drie hoog ergens in de Jordaan was iemand die met de bekende zeepsoptechniek de zwangerschap beëindigde. Onwel moest zij vervolgens op de fiets naar huis en kroop in bed. Haar moeder, die onraad rook, merkte de bebloede lakens op en vervolgens belandde Bep in het ziekenhuis. Zo ging dat vaak in die jaren. En later ook nog wel.
- Met betrekking tot Bep Kaas werd verteld - Mijn vader herinnert zich dat Bep Kaas, die nu in Argentinië woont, sowieso de enige echt vrolijke was in haar ouderlijk gezin.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas werd verteld - Bep was twee maanden na aankomst in Argentinië al zwanger. Heeft tussen Rita en Walter nog een kindje gehad, dat vlak voordat het een jaar werd is gestorven.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas werd verteld - Haar dochter Rita vertelt dat Bep vroeger altijd huilde, denkend aan haar familie. Bep droeg een Davidsster aan een ketting, maar ze zegt dat ze niet meer gelooft. De foto van haar ouders, die ik heb, heeft zij ook thuis, altijd met bloemen er omheen.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas werd verteld - Ze schreef dat haar dochters in Argentinië Greta en Lolita heten.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas werd verteld - Bep schreef dat zij 19 jaar was toen ze thuis weg ging. Haar man was Hermann Keusch; hij kon niet in Nederland werken, ook niet in Duitsland vanwege zijn jood-zijn. Bleef hem niets over dan naar Argentinië te gaan. Hij ging eerst; twee jaar later volgde Bep.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas werd verteld - Mijn vader vertelde dat Bep in Nederland niet mocht trouwen. Hermann was geen gelovige jood. Ze had vaak woorden thuis: hield van uitgaan. Hermann is kort na de oorlog bij mijn ouders geweest in de Roggeveenstraat. Was toen bezig met de nalatenschap Kaas.
- Met betrekking tot Elisabeth Kaas werd verteld - Bep ging in 1937 aan boord met haar verloofde (klopt dus niet: verloofde was er al), de Duitse jood Hermann Keusch, die in Nederland in zijn levensonderhoud voorzag met boksen. Hermann bokste in het begin in Argentinië ook voor zijn brood. De oudste kinderen, Rita (Miami) en Walter (Barcelona) zijn van Keusch; de twee jongere dochters zijn van Juan Guerra.
Eigen code:
VII-6 kind
Beschrijving
Gezinssamenstelling volgens correspondentie en persoonlijke overlevering.
|